• na·vet
enkelvoud meervoud
naamwoord navet navetten
verkleinwoord - -

het naveto

  1. (scheepvaart) (verouderd) klein vaartuig
      De vloot in straat Malakka gestationeerd ging steeds voort de beste diensten der Compagnie te bewijzen, menige Galei, Fust of Navet van den vijand viel de onzen in handen, waardoor niet alleen den handel veel schade toegebragt werd, maar waar onder vooral Malakka leed, door het gemis der levensmiddelen (vooral rijst) die met die vaartuigen werden aangevoerd; de toestand der Portugezen in deze kwartieren van Indië was dan ook alles behalve gunstig.[3]
enkelvoud meervoud
naamwoord navet -
verkleinwoord - -

de navetv / m

  1. (verkeer) vervoer dat tussen twee plaatsen direct heen en weer gaat
 De eerste twee jaar deed ik nog de navet, maar in 1973 zijn we definitief naar West-Vlaanderen verhuisd.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. navet op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    P.A. Leupe
    Stukken betrekkelijk het beleg en de verovering van Malakka op de Portugezen in 1640-1641 in: Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht, 7e deel, 1e stuk (1859), Kemink en zoon, Utrecht, p. 140
  4.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Tim Vuylsteke
    “Een leven lang: ererector Marcel Joniau” (4 maart 2004) op kuleuven.be
  5. Ludo Permentier & Rik Schutz
    “Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, p. 304 kol. 1


  • na·vet
Naar frequentie 86630

navet, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van nav


navet m

  1. knol
  2. (spreektaal) derderangs kunstwerk [1]
  3. (spreektaal) waardeloze film [1]


  • na·vet
Naar frequentie 87414

navet, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van nav


  • na·vet

navet, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van nav


  • na·vet

navet, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van nav