• nos
nominatief genitief datief accusatief benadrukt
nous notre / nos nous nous nous
Bezittelijke voornaamwoorden in het Frans
bezitter: wat bezeten wordt:
enk mv
m v
enk 1e pers. mon ma mes
2e pers. ton ta tes
3e pers. son sa ses
mv 1e pers. notre nos
2e pers. votre* vos*
3e pers. leur leurs
* als beleefdheidsvorm zowel meervoud als enkelvoud

nos mv (m en v)

  1. ons, onze (voor woorden in het meervoud, zowel mannelijk als vrouwelijk)
    «Nos parents étaient heureux avec moins de gras et moins de sucre.»
    Onze ouders waren gelukkig met minder vet en minder suiker.
  • Bij woorden die in het enkelvoud staan wordt notre gebruikt.


  • Afgeleid van het Proto-Slavische *nosъ

nos m

  1. (anatomie) neus; een orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken


enkelvoud meervoud
nominatief ego nōs
accusatief
genitief mei nostri
datief mihi nōbis
ablatief

nōs

  1. wij (nominatief van de eerste persoon meervoud)
  2. ons (accusatief van de eerste persoon meervoud)


nos

  1. (anatomie) neus; een orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken


  • Afgeleid van het Proto-Slavische *nosъ

nos m

  1. (anatomie) neus; een orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken


  • Afkomstig van het Latijnse nōs.

nos

  1. wij
    «Nos donnons les chose.»
    Wij geven de keuzes.


nos

  1. wij


  • nos
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *nosъ

nos m

  1. (anatomie) neus; orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken


  • nos
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *nosъ

nos m

  1. (anatomie) neus; orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken


  • nos

nos

  1. wij (datief en accusatief van nosotros en nosotras)


  • nos
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *nosъ

nos monbezield

  1. (anatomie) neus; orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken

nos

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord nosit


nos

  1. nat


nos

  1. neus