honger

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  honger    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• hon·ger

Zelfstandig naamwoord

honger m

1. behoefte aan voedsel

   • Hij had honger gekregen van al dat sneeuwruimen. 

2. levensbedreigend tekort aan voedsel

   • De honger die volgde op de misoogst was verschrikkelijk. 

Afgeleide begrippen

• hongerig, uithongeren, hongerstaking, hongerwinter, hongerdood, hongerloon

Spreekwoorden

1. Honger is de beste saus.

   Als je grote honger hebt, smaakt alles veel lekkerder.

Vertalingen

    1. behoefte aan voedsel   

Duits: Hunger (de) m Engels: hunger (en) Fins: nälkä (fi) Frans: faim (fr) v Italiaans: fame (it) v

Noors: sult (no) g Portugees: fome (pt) v Russisch: голод (ru) m Spaans: hambre (es) v