• door·ko·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorkomen
kwam door
doorgekomen
klasse 4 volledig

doorkomen

  1. zichtbaar worden
    • De verstandskies kwam door. 
  2. door iets heen gaan, iets tot een einde kunnen brengen
    • Het was enorm druk op de weg, er was geen doorkomen aan. 
    • Fit de winter doorkomen is een hele opgaaf voor oudere mensen. 
  3. iets doorstaan
     Uit eigen beweging vertelde hij mij dat hij afkomstig is van het eiland Kreta, dat de Europese beschaving daar is ontstaan, dat dat geen toeval is, dat hij eigenaar is van een rederij en scheepswerf in Heraklion, dat dat hard werken is maar dat hij zich graag inspant voor de mensheid en dat hij de economische crisis goed was doorgekomen omdat hij anders dan de meesten van zijn concurrenten al jaren geleden had begrepen dat de toekomst buiten Europa lag.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 30
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be