• volks·ver·haal
enkelvoud meervoud
naamwoord volksverhaal volksverhalen
verkleinwoord volksverhaaltje volksverhaaltjes

het volksverhaalo

  1. verhaal dat (ook) mondeling wordt overgedragen
     Held uit een populair volksverhaal uit de zeventiende eeuw.[2]
     Een van de recepten die ze (her)ontdekten was een brouwsel van berenklauw. "In de Middeleeuwen werd de berenklauw gebruikt om bier mee te maken. Maar dat bleek een nogal lustopwekkend stofje te bevatten. Uit een volksverhaal blijkt dat de Rooms-Katholieke Kerk niet gecharmeerd was van al die hitsigheid en het daarom verbood."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “De onkruideniers willen onkruid uit het verdomhoekje halen” (10-12-2016), NOS