pandjeshuis

Nederlands

interieur van een pandjeshuis

Uitspraak

• Geluid:  pandjeshuis    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• pand·jes·huis

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  pandje zn  en  huis zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pandjeshuis	pandjeshuizen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het pandjeshuis o

1. bank van lening waar men geld kan krijgen als men een pand in bewaring geeft, dit pand kan men terug kopen voor dezelfde prijs verhoogd met rente

   • Het zijn zeker niet alleen de dikke vissen die een aardige stuiver bijverdienen aan de Brusselse vzw’s. Mustafa Amrani, Brussels gemeenteraadslid voor de PS en horeca-uitbater, strijkt elk jaar niet minder dan 24.275 euro op als voorzitter van De Berg van Barmhartigheid. Dat is een pandjeshuis. Inderdaad, de stad Brussel beheert nog een pandjeshuis waar iemand die helemaal aan de grond zit wat geld kan lenen als hij daarvoor bijvoorbeeld zijn horloge in pand geeft. Behalve Amrani zetelen nog tien leden in de raad van bestuur. Elk streken ze vorig jaar net geen 400 euro bruto op.  
   • De slachtoffers werden meegetroond langs telecomzaken. Hen werd verteld dat ze geen last van de abonnementen zouden hebben. Toen de politie een reguliere helingcontrole in een pandjeshuis uitvoerde, kwam de handelwijze van verdachten uit. Voor de Almelose rechters beriepen zij zich op hun zwijgrecht.  

Synoniemen

• lommerd, lombard, kredietinstelling, pandhuis, stadskredietbank

Verwante begrippen

• onderpand, lommerdbriefje, pandbriefje

Vertalingen

    1. bank van lening waar men geld kan krijgen als men een pand in bewaring geeft, dit pand kan men...   

Duits: Pfandhaus (de) o

Engels: pawnbroker's shop (en), pawnshop (en)

Gangbaarheid

• Het woord pandjeshuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pandjeshuis" herkend door:

92 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.