Naar inhoud springen

sette

Uit WikiWoordenboek
0 0 0 7
sette,
op een abacus


Telwoord (Italiaans)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
  • set·te

sette

  1. zeven, het getal 7


  • set·te
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord setja.
Naar frequentie 535
vervoeging
onbepaalde wijs sette
tegenwoordige tijd setter
verleden tijd satte
voltooid
deelwoord
satt
onvoltooid
deelwoord
settende
lijdende vorm settes
gebiedende wijs sett
vervoegingsklasse Klasse 5 sterk
opmerking

sette

  1. overgankelijk deponeren, doen, leggen, neerleggen, neerzetten, opstellen, overeind zetten, plaatsen, poseren, steken, stellen, stoppen, voorleggen, zetten
    «Vi så at det var plass til å sette tallerkner i skapet.»
    We zagen dat er genoeg ruimte was om de schotels in de kast te zetten.
  2. overgankelijk afbakenen, opleggen, vastleggen, vaststellen
  3. overgankelijk aanplanten, beplanten, inplanten, planten, poten
  • sette på bakken
aan de grond houden
  1. «Askesky setter igjen fly på bakken
    De aswolk houdt opnieuw de vliegtuigen aan de grond.


  • set·te
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  setja ww 
vervoeging
onbepaalde wijs sette
setta
tegenwoordige tijd set
verleden tijd sette
voltooid
deelwoord
sett
onvoltooid
deelwoord
settande
lijdende vorm settast
gebiedende wijs sett
vervoegingsklasse onregelmatig
opmerking

sette

  1. overgankelijk deponeren, doen, leggen, neerleggen, neerzetten, opstellen, overeind zetten, plaatsen, poseren, steken, stellen, stoppen, voorleggen, zetten
    «Vi så at det var plass til å sette tallerkner i skapet.»
    We zagen dat er genoeg ruimte was om de schotels in de kast te zetten.
  2. overgankelijk aanplanten, beplanten, inplanten, planten, poten
aan de grond houden