Naar inhoud springen

externe

Uit WikiWoordenboek
  • ex·ter·ne
  • De gesubstantiveerde vorm van extern.
enkelvoud meervoud
naamwoord externe externen
verkleinwoord - -

de externev / m

  1. (bedrijfskunde) iemand die ingehuurd is vanuit een ander bedrijf
    • De externe van het bedrijf. 
    • Toen het slecht ging met het bedrijf werden eerst de externen weggestuurd. 

externe

  1. verbogen vorm van de stellende trap van extern
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • IPA: /ɛkˈstɛʁn/
  • ex·ter·ne
  enkelvoud meervoud
  mannelijk  /
  vrouwelijk  
externe externes

externe

  1. (medisch) extern, uitwendig.
    «Les causes externes des maladies.»
    De uitwendige oorzaken van de ziekten.
    «Ce médicament est fait uniquement pour l’usage externe
    Dit geneesmiddel is uitsluitend gemaakt voor uitwendig gebruik.
  2. (medisch) extern, uitwendig.
    «La face externe de l’omoplate.»
    De uitwendige zijde van het schouderblad.
    «L’extrémité externe de la clavicule.»
    Het uitwendige uiteinde van het sleutelbeen.
  3. van buitenaf, extern.
    «Pendant une randonnée dans la nature, les sensations externes sont nombreuses.»
    Tijdens een natuurwandeling zijn de uitwendige gewaarwordingen talrijk.
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  externe     l'externe     externes     les externes  

externe m

  1. (onderwijs) externe leerling.
    «On ne reçoit dans ce collège que des externes
    In die school neemt men alleen externe leerlingen aan.
  2. (onderwijs), (medisch) geneeskundestudent die al enkele functies vervult in een ziekenhuis