Naar inhoud springen

levenslust

Uit WikiWoordenboek
  • le·vens·lust
enkelvoud meervoud
naamwoord levenslust -
verkleinwoord - -

de levenslustm

  1. zin in het leven
  2. goed gezind zijn
  3. een goed humeur hebben
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be