pachteres
Uiterlijk
- pach·te·res
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pachteres | pachteressen |
verkleinwoord |
de pachteres v
- vrouwelijke pachter; boerin die gehuurde, gepachte grond bewerkt
- ▸ Kern van Donizetti's komedie, die in haar lichtzinnigheid vooruitwijst naar het absurde operettetheater van Offenbach , is niet de liefdesdriehoek van boer Nemorino-pachteres Adina-sergeant Belcore, maar het verkoperstalent van Dulcamara, wiens Bordeaux-wijn, versleten voor liefdesdrank, door toeval zo'n gunstig effect heeft dat de kwakzalver zelf in de heilzaamheid ervan begint te geloven.[1]
- Het woord pachteres staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pachteres" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron Roland de Beer“Hilarische Donizetti met glitter en brilliantine” (5 december 2001), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be